1. Inleiding
Over het vervaardigen van een luidspreker-systeem met electro dynamische luidsprekers is
onnoemelijk veel geschreven. Wat zou ik daar nog aan kunnen toevoegen? Toch meen ik de keuze
van de luidsprekers anders te moeten benaderen. |
|
1.1   2-weg- of 3-weg-systeem?Als het luidsprekersysteem zeer hoog belast wordt (pop-muziek op hoog niveau), is een 3-weg-systeem te prefereren. Voor serieuze muziek, die niet electronisch wordt voortgebracht, zal een 2-weg-systeem volstaan. Eventueel kan 'een 2½-weg-systeem' gebouwd worden. Dit komt neer op een 2-weg-systeem met een subwoofer: parallel aan het woofertje staat de serie-schakeling van een |
|
1.2 StralingsdiagramDoor de afstand tussen middentoner en tweeter, die in hetzelfde vlak gemonteerd worden, is het niet te vermijden dat er in het overname- gebied uitdoving plaats vindt. Met de MLS-meting in CLIO (in loop-mode) is dat heel goed te zien als de microfoon op een meter afstand, verticaal verplaatst wordt. Als op de hoogte tussen de middentonen-luidspreker en de tweeter geluisterd wordt, zal steeds blijken dat deze twee speakers in tegenfase geschakeld moeten worden om de hoofd-lob daar te laten vallen: de conus-diepte van de middentonen-'woofer' is in het overnamegebied |
|
1.3 Het stereo-beeld en de luidspreker-opstellingBij een goed HiFi-systeem is het geluid dat geproduceerd wordt, geheel los van de luidsprekers. Er is geen sprake van 'een gat in het midden' of zo. Volgens Onno Schepp (een old timer geluidstechnicus bij de ConcertZender) moeten luisteraar en boxen in een gelijkzijdige driehoek worden opgesteld met zijden van 2 - 2,5 meter. Ik zeg daar nog bij dat de luidsprekers minstens twee meter van de kamerwand achter de luidsprekers moeten staan om diepte in het geluid te kunnen krijgen. Zet het spul maar midden in de kamer! |
|
1.4 Vorm van de KastVoor een goed stereo-beeld is de hoogte van de luidsprekerkast nauwelijks van belang. Ik heb goede ervaringen met lage kasten die zodanig op de vloer worden opgesteld (schuin achterover) dat de luisteraar in het juiste deel van het stralingsdiagram zit. De hoogte van het stereo-beeld blijft 'op ooghoogte'. Wanneer dezelfde speakers op ooghoogte worden opgesteld, verandert dat nauwelijks. In dat geval komt er minder laag uit het systeem: de vloer helpt niet meer mee. Er kan zelfs uitdoving plaats vinden door vloer-reflexies. Bovendien treedt bij een hoge opstelling een psychologisch effect op: de speakers 'staan in de weg'. Ik vind het plezierig als de kasten lager zijn dan ooghoogte-in-de-luisterpositie. |
|
1.5 Materiaal van de kastGeluidsgolven tussen de 400 en de 800 Hz worden nauwelijks (soms maar 6 dB) tegengehouden door hout, spaanplaat of MDF. Martin van der Hof heeft daar onderzoek naar gedaan. Bovendien treden er ingewikkelde fasedraaiïngen op. Beton is hèt antwoord hierop. De middentonen-luidspreker moet in een betonnen kast. Zandgevulde wanden zullen ook werken al heb ik daar geen ervaring mee. Met betonnen kasten is het stereo-beeld veel meer gedifferentieerd. Bij drieweg-systemen kan de middentonen- |
|
1.6 Keuze van de TweeterHier wil ik kort over zijn, waarmee niet gezegd is dat de keuze minder belangrijk is! Het rendement en de frequentiekarakteristiek moeten natuurlijk passen bij de rest van het systeem, doch de keuze wordt bepaald door de klank. Bouw een high pass filter (de waarden van L en C zijn nauwelijks van belang) om de speaker |
|
1.7 Keuze van de WooferIn dit verhaal ga ik uit van een 2-weg-systeem dat naar believen kan worden uitgebreid naar een 2½-weg-systeem. Met 'de woofer' bedoel ik hier de luidspreker die in ieder geval het middengebied zal weergeven. De speaker mag zeker niet groter zijn dan 8" (16 cm-conus, zonder ophanging gemeten) in verband met de overname naar de tweeter. 7" (12 cm, zonder ophanging gemeten) is te prefereren, zeker als er een sub-woofer bijgeplaatst wordt. De spreekspoel moet 1" zijn. Grotere diameters lijken leuk maar de spreekspoel heeft dan een te grote zelfinductie, waardoor de afval in het hoog te groot wordt. Neem een conus van geschept papier (zonder coating) die niet veel dikker is dan 0,35 mm. Dikkere conussen geven een voorspelbaar slechter stereo-beeld en een piek in de frequentie- karakteristiek aan de bovenkant. De keuze van deze luidspreker wordt uiteindelijk bepaald door het stereo-beeld dat door twee van die dingen wordt neergezet in de |
|
1.8 Het dempend materiaal in de kast
Ook reeds bij het proef-luisteren is het wenselijk om dempend materiaal in de kast aan te brengen. Dit heeft twee doelen: |
|
2. MetingenDe metingen dienen om sneller tot het einddoel te komen. Met alleen luisteren kun je jezelf gek maken. Overigens moeten we, zeker aan het einde van het ontwerpproces, niet al te veel waarde hechten aan metingen. Luister-ervaringen en metingen komen vaak niet overeen. Anders gezegd: we weten kennelijk nog niet welke maatstaven (bij metingen) aangelegd moeten worden om een goede weergave te garanderen. Dat geldt met name voor het stereo-beeld. Dit neemt niet weg dat ik CLIO van Audiomatica onontbeerlijk vind. |
2.1 De impedantie-krommeClio heeft de mogelijkheid om de impedantie-kromme op te nemen. Meet die van de losse luidspreker, van de luidspreker in de 'lege' kast, en in de kast met dempingsmateriaal. De resonantie moet in de kast bij voorkeur lager zijn dan 70 Hz. Fig.1 betreft een Philips AD7066/W4 in een lege betonnen 15-liter kast. Let verder op het impedantie-verloop tussen 500 Hz en 2 kHz. Kleine sprongetjes |
|
2.2 De zelfinductie van de spreekspoelStraks zullen we zien dat de eigen zelfinductie van de luidspreker zeer bepalend is voor het crossover filter. Bij een 4 ohm-speaker zal die ongeveer 0,3 mH zijn (bij een 1" spreekspoel), bij een 8 ohm-speaker ongeveer 0,7 mH. Kijk bovendien of die zelfinductie niet |
|
2.3 Frequentie-karakteristiek zonder filtersNeem met RTA (real time analysis) in CLIO (third octave analysis) de frequentiekarakteristiek van de woofer op in de met dempend materiaal gevulde kast (fig.2). Zet de meet-microfoon op de speaker-as op een afstand van 50 cm (1 cm nauwkeurig) van de stofkap (of een ander referentie-punt), zodat de meting (veel) later reproduceert. De weergave onder de 500 Hz is onbetrouwbaar vanwege de kamer waarin gemeten wordt. (Je kunt het 's-nachts buiten proberen als er geen wind is). Daar zijn we nu niet in geïnteresseerd. |
|
2.4 Bepaal de serie-spoelDe woofer heeft een low pass filter nodig. De seriespoel daarvan wordt met de RTA-meting bepaald. De zelfinductie van deze spoel mag hooguit twee maal de waarde van de spreekspoelzelfinductie (=hier: 0,28 mH) zijn. Een waarde tussen een tot twee maal die waarde is te prefereren. Ervaring leert dat met grotere spoelen het nabije stereo-beeld vervaagt: |
|
2.5 Bepaal de parallel-CIn veel ontwerpen wordt gebruik gemaakt van Zobel-netwerken. Ik heb daar minder goede ervaringen mee. De condensator (hooguit een paar microfarad) die ik parallel aan de speaker zet, tilt de frequentiekarakteristiek boven de 3 kHz weer wat op. Tijdens de herhaalde RTA-meting kun je zien waar de condensator de karakteristiek wat optilt en waar de karakteristiek verder afvalt (condensator intermitterend aansluiten). De juiste waarde van de condensator is die waarbij de karakteristiek vlak loopt tussen 500 Hz en 5 kHz (fig.3) en rond de 8 kHz kantelt (vergelijk fig.3 met fig.2) althans bij deze speaker. Luister weer naar deze configuratie! Met een beetje spelen met de serie-zelfinductie (kerntje in/uitschuiven) en de parallel-condensator kan geoptimaliseerd worden. |
|
2.6 Het rendement van de tweeterHet rendement van de tweeter is meestal groter dan dat van de woofer-met-filter. Als akoestisch op een laag niveau gemeten kan worden (weinig achtergrond-lawaai), zet dan alleen een condensator van 4,7 µF in serie met de tweeter. Een korte RTA-meting (maakt gebruik van roze ruis, dus minder hoog!) geeft uitsluitsel over het rendement. Als dit te riskant is, maak dan een provisorisch high pass filter met bv. 3,9 µF en 0,2 mH en sluit daar de tweeter op aan. |
|
2.7 Het bepalen van het high pass filter
Hier gaat veel werk in zitten: met verschillende waarden van L en C in het high-pass-filter (en de eventuele weerstand(en) voor de rendement-aanpassing), en met het steeds omkeren van de fase van de tweeter, wordt het meest wenselijke verticale stralingsdiagram bewerkstelligd. Dit laatste is maatgevend en wordt vastgesteld met MLS-metingen (in het CLIO-systeem). De L in dit filter blijkt veel minder kritisch dan de C. Er ontstaan lobben in het verticale stralingsdiagram rond de overnamefrequentie met daar tussen zeer steile en diepe dips! De kunst is nu om die dips (een boven en een onder de 'het midden' tussen de tweeter en de middentoner) een zo groot mogelijke hoek met elkaar te laten maken [de lob zo 'breed' mogelijk dus]. Binnen die lob moet bovendien de frequentiekarakteristiek zo vlak mogelijk zijn.
Bedenk overigens dat een dip in de uiteindelijke frequentiekarakteristiek veel minder storend is dan een piek: een scherpe dip wordt 'genivelleerd' door het indirecte geluid in de luisterruimte. |
|
3. Ten slotte
Zonder meetapparatuur is dit alles nauwelijks te doen. Ik gebruik het programma CLIO met een MCE2000-microfoon (5 euro bij Display). Voor de metingen bleek de RTA (real time analysis) van onschatbare waarde. Je zou het daar mee af kunnen. Om echter te kunnen zien hoe diep dips om een lob zijn, is de MLS-meting (in 'loop'-stand) zeer wenselijk. |
|
4. Nog iets....
In Testing Loudspeakers van D'Appolito staat dat speakers bij zeer lage frequenties gemeten moeten worden in het nabijheidsveld om kamerreflexies te vermijden. Dat is een uitstekende methode om inzicht te krijgen in de weergave van de laagste frequenties van een systeem. D'Appolito zegt dat de microfoon zo dicht mogelijk bij de stofkap opgesteld moet worden. Dat geeft een beroerd resultaat. Ik zet de microfoon op twee maal de conusdiepte van de stofkap af, zodat de microfoon 'de hele conus kan zien'. Dit geeft een fraaier beeld. (Oppassen dat de zaak niet vastloopt: OVERLOADING in CLIO.) |
31 februari 2006 Herbert Rutgers. In 2024-2-2 is deze box nog eens beluisterd. De kwaliteit is dermate goed dat een ontwikkeltijdsverschil van beina 20 jaar er weinig toe deed. Inderdaad het stralingsdiagram laat te wensen over. Daar heb ik mij de laatste tijd vooral in verdiept. |